Oplossing Tag: App

Ontwikkeling van een geolocation plugin

Context

Eurostat is een project gestart om de gegevensverzameling te moderniseren door het ontwikkelen van innovatieve en uitwisselbare oplossingen tussen landen en om bij te dragen aan het Europese platform (ESS) voor “trusted smart surveys”.

Time Use Surveys zijn een uitstekend voorbeeld om aan te tonen hoe sensorgegevens de datakwaliteit en de efficiëntie van de gegevensverzameling kunnen verbeteren.

Dit traject begint met het opnemen van sensor-afgeleide geolocatie als voorbeeld.


Stand van zaken

Time Use Surveys hebben een lange traditie en worden door internationale organisaties (EUROSTAT, UNSD, UNECE, IATUR, …) erkend als een valide en betrouwbare bron om de tijd die mensen en huishouden spenderen te bestuderen.

TUS meet de hoeveelheid tijd die mensen besteden aan verschillende activiteiten, zoals betaald werk, zorg voor het huishouden en het gezin, persoonlijke verzorging, vrijwilligerswerk, sociaal leven, reizen en vrijetijdsbesteding.

Tegenwoordig worden de resultaten van het tijdsgebruik gebruikt om de SDG’s (Sustainable Development Goals – Duurzame Ontwikkelingsdoelstellingen) te ondersteunen.


Opdracht voor TUS

Traditioneel worden de leden van het huishouden gevraagd om hun activiteiten op te schrijven in een papieren dagboek. Dit proces van gegevensverzameling wordt gezien als omslachtig voor zowel de respondent als de NSI’s, en wordt steeds belangrijker in omvang:

  • Lagere responspercentages
  • Grotere tijdsinvestering van de respondent
  • Hogere kosten voor het verzamelen en verwerken van gegevens voor de NSI’s

Tegelijkertijd verandert door globalisering onze wereld en vindt er een nieuwe digitale transformatie plaats waardoor de opdracht voor TUS uitbreidt naar:

  • Naar nieuwe manieren om activiteiten, contexten en tijdgebruikspatronen vast te leggen
  • Naar nieuwe methoden ter verbetering van de kwaliteit van de gegevensverzameling, en dit zowel goedkoper als sneller

Trusted Smart TUS

Om de nationale en regionale beleidsvorming te ondersteunen zijn nieuwe dataverzamelingsmethoden nodig die intelligenter en meer interactief zijn in de manier waarop de samenleving wordt gemeten.

De wisselwerking tussen actieve en passieve registratie, waarbij de respondent centraal staat, is van groot belang voor Smart TUS:

  • Smart surveys: enquêtes die gebruik maken van Smart devices zoals een Smartphone, wearables, smartwatches, … en extra informatie vatten over het gedrag van mensen.
  • Actieve registratie: rechtstreekse invoer van de respondent naar een front-office-applicatie (web/mobiel) portaal
  • Passieve registratie: opname van externe informatiebronnen (sensor, administratieve databanken, …) waarbij de respondent niets hoeft te doen (maar wel toestemming moet geven)
  • Interactie: externe input die de taak van de respondent om kwalitatieve antwoorden te registreren ondersteunt, maar omgekeerd ook de respondent de mogelijkheid geeft om de input van externe bronnen aan te passen en aan te vullen.

Doel van het geolocatieproject

Een basismethode van TUS is het vastleggen van activiteiten binnen een temporele, ruimtelijke en sociale context. Het idee er achter is de verbeterde kwaliteit van de registratie wanneer respondenten zich de context herinneren waarbinnen een activiteit plaats heeft gevonden.

De strategie is gebaseerd op een moderne versie van het Hägerstrand’s tijdruimte-diagram (ook wel framework genoemd) waarbij de leden van het huishouden een dag lang in interactie zijn met zowel hun ruimtelijke als hun sociale omgeving.

Het doel van het geolocatieproject is om de plaatsen te visualiseren waar de respondent of de leden van het huishouden doorheen de dag zijn geweest en welke vervoermiddelen zij hebben gebruikt, en dit op een automatische manier.


Creatie van een plugin

Binnen dit project wordt een Cordova Background Geolocation plugin ontwikkeld voor iOS en Android, die de volgende passieve data vastlegt:

  • Lengte- en breedtegraad
  • Begintijd
  • Activiteit: stilstaan, wandelen, lopen, fietsen, in voertuig
  • Extra informatie over de locatie via een koppeling met externe databronnen (bijvoorbeeld. Foursquare)

Plug-and-play principe

De plugin-server kan worden opgeroepen door kandidaat-platforms, wat resulteert in een meer efficiënte en productieve samenwerking tussen NSIs.


Integratie in MOTUS

Een visualisatie van het tijdruimte-diagram wordt via een web- en mobiele applicatie aan de respondent verstrekt. Nadien kan de passieve gegevensinvoer op een actieve manier worden geaccepteerd, gewijzigd en/of aangevuld.

De interactie tussen de passieve en actieve input leidt tot Trusted Insightful Smart TUS.

ESSnet Trusted Smart Surveys

Het kader

In september 2002 beslisten de Algemene Directies van de Nationale Statistische Instituten (NSI) dat er meer afstemming moest komen voor de statische dataverzameling binnen de Europese lidstaten.

Om dit te realiseren werd het ESSnet opgericht. ESS staat voor het European Statistical System. De expertise binnen de verschillende Europese NSIs wordt samengebracht en specifieke projecten en actiepunten worden opgestart.

Het ESSnet is een netwerk van verschillende NSI organisaties gericht op het samenbrengen van kennis zodat het een meerwaarde biedt voor het ganse ESS.


TUS en HBS als basis

Het nieuwe ESSnet-project wenst een referentie architectuur op Europees niveau te ontwikkelen. Het startpunt van het nieuwe project is het eindpunt van een vorig subsidiekader rond ‘Innovative tools and sources for diary-based surveys’.

Het tijdsbestedingsonderzoek (Time Use Survey) en het consumptieonderzoek (Household Budget Survey) zijn twee ESS onderzoeksmethoden die door de NSIs op geregelde basis worden uitgevoerd en inzicht geven over hoe mensen en gezinnen hun tijd en hun geld besteden.


MOTUS als TUS-tool

MOTUS werd als software platform geëvalueerd binnen het door Eurostat gefinancierd SOURCE TM-project, in een samenwerking met Statbel (België) en Destatis (Duitsland).

In een eerste fase binnen het ESSnet-project krijgen meer Europese landen de kans om MOTUS te leren kennen. Dit geldt voor zowel de web en mobile applicatie (front-office), als ook voor de management tool achter MOTUS (back office).  De MOTUS-back office maakt het mogelijk om het onderzoeksdesign op te zetten en om het veldwerk uit te voeren en te coördineren.


MOTUS goes SMART

MOTUS maakt het ook mogelijk data van andere bronnen te ontvangen. Dit gebeurt door zogenaamde Microservices of Plugins.

In dit project wordt een geolocatie plugin uitgetest die informatie ontleend aan de sensoren in een Smartphone.

Respondenten hoeven dan niet alle informatie zelf meer via de MOTUS-app in te vullen, maar  wordt een deel van de informatie reeds op voorhand in de tijdslijn van de respondent verwerkt.

De respondent kan vervolgens deze informatie aanvaarden of aanpassen.


De tijdslijn

Het project loopt van begin januari 2020 tot einde december 2021. In een eerste periode tot september 2020 wordt de MOTUS-tool door de landen uitgetest en worden aanpassingen toegepast.

Vanaf 2020 worden er pilootprojecten in verschillende landen uitgevoerd om bij een grotere groep van mensen input over de gebruikservaringen te verzamelen. Deze gebruikservaringen worden dan opnieuw geanalyseerd en verwerkt in een nieuwe versie van de applicatie.

 

 

 

 

SOURCE TM

Achtergrond

In 2017 is EUROSTAT gestart met een moderniseringstraject voor de bevraging van Sociale Statistieken (ESS – European Social Statistics). Hiermee bouwt het verder op het Wiesbaden Memorandum uit 2011 dat onder meer streeft naar betere informatie over de tijds- en consumptiepatronen van huishoudens. Concreet gaat het over de studies TUS (Time Use Survey) en HBS (Household Budget Survey).


Het project

Tegen deze achtergrond ontstond het SOURCE TM-project. SOURCE-TM staat voor Software OUtreach and Redefinition to Colect E-data Through MOTUS. De centrale doelstelling van dit project is om tijdsgegevens op een vergelijkbare manier te verzamelen binnen Europa. Naast de Onderzoeksgroep TOR zijn daarom zowel STATBEL (het statistisch bureau van de Belgische overheid) als DESTATIS (het statistisch bureau van de Duitse overheid) betrokken. Binnen dit project zullen zij hun kennis omtrent het MOTUS-software platform uitbouwen, met een focus op de manier waarop het gedrag verzameld wordt via de MOTUS-applicatie die zowel online als offline beschikbaar is.


De uitdagingen

De grootste uitdaging voor het Europees moderniseringstraject voor de bevraging van Sociale Statistieken is om niet enkel vergelijkbaarheid na te streven maar tevens oog te hebben voor de specifieke interesses (bv. in termen van vragenlijsten of activiteiten) of wensen en bezorgdheden (bv. in termen van instroom van respondenten of lengte van de bevraging) van de individuele landen. Het softwareplatform MOTUS gaat deze uitdaging aan omdat:

  • MOTUS erop ingericht om alle onderzoekscomponenten (vragenlijsten, dagboek, context), net als de communicatie naar de respondenten kunnen worden vormgegeven binnen één programma (i.e. vergelijkbaarheid); en
  • MOTUS tevens in staat is binnen dit programma elke aan elke onderzoekscomponent unieke context elementen toe te voegen (i.e. landen-specifieke interesses/wensen).

De zoektocht naar een goede configuraties van MOTUS bestaat uit twee testfasen:

  • Het vormgeven van een prototype van een e-TUS (online tijdbestedingsonderzoek) dat beoordeeld kan worden door een grote groep wetenschappers en vertegenwoordigers binnen de Werkgroep TUS van EUROSTAT.
  • Een niet-representatieve groep van respondenten gevraagd om gedurende twee dagen (één weekdag, één weekenddag) hun tijdsregistratie bij te houden.

“Vergelijkbaarheid en maatwerk zijn twee belangrijke voorwaarden om het Europees moderniseringstraject voor de bevraging van Sociale Statistieken te doen slagen. Beide elementen liggen aan de basis van MOTUS.”

Zowel TUS als HBS zijn gebaseerd op dagboekregistratie: TUS voor tijdsbesteding, en HBS voor consumptiebestedingen. Logischerwijze volgde vanuit STATBEL en DESTATIS de vraag wat het vergt om MOTUS ook voor HBS-doeleinden te gebruiken. Aangezien de programmering van MOTUS dergelijke aanpassing toelaat, is deze vraag als extra onderzoekslijn ingeschreven in het project.


Het doel

Indien het project, dat start in januari 2019 en loopt tot en met februari 2020, slaagt, is het uiteindelijke doel om MOTUS als methode voor online tijdbestedingsonderzoek (e-TUS) en online huishoudbudget onderzoek (e-HBS) op te nemen in de CSPA-catalogus. CSPA staat voor Common Statistical Production Architecture en beschrijft de standaarden en principes die gelden voor de productie van nationale statistieken om zo tot beter vergelijkbare resultaten te komen.

Expertenopdracht SOGETI

Achtergrond

In 2017 gaf EUROSTAT consultancybureau SOGETI de opdracht een overzicht te maken van de verschillende tools geschikt voor dataverzameling van tijds- en consumptiepatronen. Deze opdracht betrof ook bronnen die partiële informatie bevatten (bv. administratieve bronnen, Apps, sensoren, wearables, …) en gekoppeld kunnen worden met andere databanken.


Het project

Dit project behelst vier fasen:

  • Een bevraging bij de lidstaten en andere internationale instituten over hun expertise in het vatten van tijd en bestedingen via een online tool;
  • Een overzicht van (administratieve) databanken, apps, sensoren, wearables, etc., die informatie bevatten over tijds- en consumptiepatronen;
  • Een inventarisatie en beschrijving van de tools via de CSPA-richtlijnen; en
  • Het voorstellen van prototypen.

Het consortium

Het project wordt geleid door Hubertus Cloodt (EUROSTAT), Maria Miceli (SOGETI) en Eniel Ninka (SOGETI). De academische partners zijn Uku Varblane en Siim Espenberg van de Universiteit van Tartu (Estland) en Joeri Minnen van de Vrije Universiteit Brussel en hbits.

“Joeri Minnen (VUB-TOR, hbits) treedt op als expert rond tools en technieken voor tijdsregistratie.”

Het project loopt tot eind 2019.

BEHAVE: opbouw van een gedragspanel via MOTUS

Achtergrond

Online panels in de wetenschap zijn onvermijdelijk

De mening van het individu staat centraal in het beter begrijpen van de noden en gedragingen van klanten, gebruikers van diensten en medewerkers. Deze kracht van meningen wordt steeds belangrijker binnen marktonderzoek. Dankzij het internet kunnen deze meningen ook steeds sneller en goedkoper worden verzameld, waardoor online panels een onvermijdelijke factor zijn geworden in het verzamelen van deze marktgeoriënteerde data (zie ook de regulering ISO26362). Snel beschikbare en goedkope(re) data leidt ook steeds vaker tot het gebruik van online panels voor wetenschappelijke doeleinden.


Hoe betrouwbaar en valide zijn online panels?

Panelbedrijven pakken vaak uit met de omvang van hun panel en de subpopulaties die hiervan deel uitmaken. Deze twee aspecten ondersteunen hun uiteindelijke dienstverlening: het beschikbaar maken van een representatief staal van de bevolking of van de groep waarover de klant de mening wenst te kennen.

Anderzijds geven panelbedrijven slechts zeer beperkt informatie over de manier waarop panelleden worden geworven, of hoe ze toetraden tot het panel. Deze informatie is echter essentieel voor de berekening van de (non-)responsgraad en om uitspraken op bevolkings- of groepsniveau te kunnen doen. Informatie over hoe vaak panelleden worden uitgenodigd, hoeveel keer ze succesvol hebben deelgenomen en wat de kwaliteit van hun antwoorden is, ontbreekt doorgaans ook.

Een eerste voorwaarde om te komen tot betrouwbare en valide resultaten is een toevallige steekproef (bv. een trekking op het rijksregister) die de representativiteit van het panel verhoogt en statistische uitspraken over de populatie ondersteunt. Tegelijkertijd zullen alle stappen in de opbouw en beheer van het panel gedocumenteerd worden.


Internationale voorbeelden van academische panels

Europa kent een aantal voorbeelden van respondentenpanels die volgens academische principes beheerd worden, voorbeelden zijn:

  • LISS panel – Langlopende Internet Studies voor de Sociale wetenschappen – Nederland
  • GESIS panel – Leibniz-Institute für Sozialwissenschaften – Duitsland
  • ELIPSS panel – Étude Longitudinale par Internet Pour les Sciences Sociales – Frankrijk

Ook buiten Europa zijn er een aantal toonaangevende voorbeelden:

  • HILDA panel – Household, Income and Labour Dynamics in Australia – Australië
  • ALP panel – American Life Panel – Amerika
  • UAS panel – Understanding America Study – Amerika

Het valt op dat de meeste panels georiënteerd zijn op de sociale wetenschappen en op het individu. Het HILDA-panel is hierop een uitzondering door de focus te verleggen naar het huishouden en de meer economische inslag.


Het project BEHAVE

Het opzet en doelstellingen

Het project BEHAVE combineert de noodzaak voor een academisch georiënteerd respondentenpanel met een focus op het in kaart brengen van gedragspatronen over een langere periode. Gedragsgegevens zullen worden verzameld via het MOTUS softwareplatform zowel op een actieve als op een passieve wijze. Het project betrekt daarbij interdisciplinaire partners, die zich samen de volgende doelen stellen:

  • Het samenstellen van een respondentenpanel in België volgens academische principes van betrouwbaarheid en validiteit;
  • Het respondentenpanel linken aan MOTUS als beheersplatform om respondenten op te volgen en onderzoeken te coördineren;
  • De bestaande methodes van actieve registratie (via medewerking van respondent) uitbreiden met passieve registratie (via wearables, sensoren en databanken gelinkt met MOTUS);
  • Focussen op een longitudinaal, multidisciplinair en open dataverzamelingsstrategie.

Deze doelstellingen samen maakt van BE-HAVE een uniek project.


De werkwijze

Het BE-HAVE project werkt met drie soorten partner. Centraal staat een multidisciplinair wetenschapsteam aan de VUB, bestaande uit academici van de faculteit Sociale Wetenschappen & Solvay Business Schools, de faculteit Ingenieurswetenschappen, de faculteit Geneeskunde en Farmacie en de faculteit Lichamelijke opvoeding & Kinesitherapie. Daarnaast loopt er een open call voor deelname van andere wetenschapsinstellingen. Tot slot kunnen ook derde partijen deelnemen. Het betreft hier bijvoorbeeld beleidsinstellingen, middenveldorganisaties, vzw’s, ondernemingen, etc. Op dit moment hebben in totaal 23 instellingen hun interesse getoond, waaronder STATBEL (het Belgisch bureau voor de statistiek).

“De onderzoekswereld heeft nood aan een academisch panel om betrouwbare en valide meningen van mensen te kunnen vertolken. Dit geldt zowel voor wetenschappelijk als voor marktonderzoek.”

De academische principes van validiteit en betrouwbaarheid zijn prioritair bij de oprichting van BE-HAVE, net als de bewaking van de privacy van de panelleden.


Het doel: minstens 5.000 tot 10.000 panelleden

Het project heeft als doelstelling om in eerste fase via een toevallige steekproef 5.000 respondenten samen te brengen in het gedragspanel. Gedragsonderzoek vraagt een veel grotere belasting of inspanning van respondenten dan opinieonderzoek. Dit betekent dat onderzoeken met een grote omvang slechts om de paar maanden kunnen worden georganiseerd. Dit kan aangevuld worden met (andere) kleinere opdrachten. In een verdere fase van het panel wordt een doorgroei naar 10.000 respondenten beoogt. Ook kan dit op termijn toenemen wanneer meer instellingen zich aansluiten bij het project.


Meer weten?

Het project start in oktober 2018 en loopt 4 jaren. Wie meer wil weten over het project, en over de mogelijkheden om zich aan te sluiten kan contact opnemen met Joeri Minnen.

Voetgangerszone en het dagelijks leven in Brussel

Achtergrond: een voetgangerszone in Brussel

Om op een prangende vraag vanuit de gemeenschap tegemoet te komen, breidde Brussel op 29 juni 2015 zijn voetgangerszone uit. De situeert zich rond de Anspachlaan en de Grote Markt (de groene zone op de figuur). Ondanks de bestuurlijke implementatie kunnen we nog niet spreken over een werkelijk functionele zone. Verschillende werken zijn nog bezig om alle ontwikkelde zones met elkaar aan te sluiten. Een voorbeeld zijn de werken aan de zone Fontainais. Verwacht wordt dat einde 2018 de volledige zone functioneel is. Dat is ook het startschot van dit project.


Het project: gebruik van de voetgangerszone

Het doel van het onderzoek is om de impact van de voetgangerszone in het centrum van Brussel op de manier van leven te bestuderen. We wensen m.a.w. nagaan hoe deze autovrije zone de dagelijkse activiteiten van bewoners en omwonenden beïnvloedt en of het gebruik van deze zone een blijvende verandering van levensstijl teweegbrengt.

De centrale vragen van het project zijn: hoe en op welke manier wordt de voetgangerszone gebruikt? Welke rol speelt de voetgangerszone in het dagelijkse leven van de mensen? Hoe wordt het gebruik van de zone beleefd?


De uitdagingen: het meten van tijd én ruimte

Samen met het BSI – Brussels Studies Institute – en de ULB nemen de Onderzoeksgroep TOR en hbits deel aan het project. hbits is verantwoordelijk voor het in kaart brengen van de levensstijlen via MOTUS. Het is belangrijk om zowel tijd als ruimte in acht te nemen. De ruimte is hier enerzijds de zone zelf (eventueel opgedeeld in een aantal deelzones) en anderzijds de interactie met de ruimte buiten de zone. De interactie met de voetgangerszone (als ruimtelijke dimensie) toont zich dan in de vraag wanneer, hoe en met wie men gebruik maakt van de voetgangerszone en wat ze doen (komen ze om te winkelen, voor werk, kinderzorg, vrije tijd, etc.).?

Binnen dit project zal MOTUS gebruike maken van een API-locaties. Via deze API kunnen we niet alleen het traject volgen dat respondenten afleggen, maar is het ook mogelijk om specifieke vragen te stellen, onder meer aangaande de beleving van de voetgangerszone. Door de MOTUS-app te combineren met een API-locatie brengt hbits de temporele (i.e. wanneer, hoe lang, hoe vaak), de ruimtelijke (i.e. waar) en sociale (i.e wat en met wie) context van het gebruik van de voetgangerszone in kaart.

“Om de temporele, ruimtelijke en social context van het gebruik van de voetgangerszone te vatten, maakt de MOTUS-app gebruik van een API-locatie.”

 

Context in kaart gebracht: taakbelasting van leraren

Achtergrond

Het is de paradox van het beroep van leerkracht: een zware werkbelasting en hoge tijdsdruk versus de idee van korte werkdagen en veel vakantie. De discrepantie tussen wat leerkrachten zeggen te doen en het beeld van wat de samenleving denkt dat ze doen is hardnekkig. Ze nodigt uit tot discussies over het misverstaan van het beroep van leerkracht en de hoeveelheid niet-lesgebonden taken die leerkrachten op zich nemen, zowel in de samenleving als in de politiek.


De opdracht

Tegen de achtergrond van de politieke discussie over het beroep van leerkracht, besloot Vlaams minster van Onderwijs Hilde Crevits om een studie uit te voeren met als doelstelling om op objectieve wijze de werktijd en de werktaken van leerkrachten in het basis- en secundair onderwijs (inclusief het bijzonder onderwijs) in kaart te brengen. Daarbovenop moet informatie over de arbeidsomstandigheden waaronder leerkrachten hun job uitoefenen extra context bieden. Voor het verzamelen van context-rijke gedragsdata wordt het MOTUS softwareplatform gebruikt.

“MOTUS brengt de taakbelasting en context van het beroep van leerkracht in kaart: wat doen ze, hoeveel, wanneer, waar, met wie, met welke technologische ondersteuning, en met welke motivatie.”


Het project

Het project loopt van januari tot april 2018 en deelname bestaat uit zeven stappen:

  1. Aan elke leerkracht (ongeveer 155.000) in Vlaanderen wordt via een mediacampagne gevraagd om deel te nemen.
  2. Deelnemen vereist het registreren van een geldig e-mailadres op een informatieve website www.hetgrotetijdsonderzoek.be.
  3. MOTUS zendt een bevestigingsmail, samen met een gebruikersnaam en wachtwoord naar de leerkracht, met de vraag om een via www.motusresearch.io een profielvragenlijst in te vullen. Deze vragenlijst bevat een controle op de geldigheid van het stamboeknummer van de leerkracht.
  4. Op basis van de binnenkomende profielvragenlijsten worden de leerkrachten gespreid over de lengte van de veldwerkperiode.
  5. Leerkrachten worden gevraagd een voorvragenlijst in te vullen die peilt naar persoonlijke achtergrondgegevens en naar kenmerken op school- en klasniveau.
  6. Hierna starten leerkrachten met hun tijdsregistratie van 7 dagen.
  7. Om het onderzoek af te ronden vullen leerkrachten een navragenlijst in met vragen over de voorbije week (i.e. de week van hun tijdsregistratie).

De resultaten

Na de dataverzameling en voorbereiding van de databanken zullen verschillende rapporten bezorgd worden aan Vlaams minister van Onderwijs Hilde Crevits en aan de begeleidende stuurgroep die bestaat uit de onderwijskoepels en de onderwijsbonden. Na de studie krijgen de leerkrachten een overzicht van hun eigen tijd en de mogelijkheid een vergelijking gemaakt met significante anderen met waarborging van de privacy van alle deelnemers.

Via deze link kan je de perspresentatie, de rapporten en de samenvatting van het project downloaden.

Impact van een 30-uren werkweek op de levenskwaliteit

Opnieuw oplevende debatten

Het debat over arbeidsduurvermindering komt opnieuw op. Onderzoekers, vakbonden en zelfs politieke partijen zien meer en meer de voordelen in zo’n vermindering van werkuren. In de loop van de 20ste eeuw daalt het aantal uren dat er werd gewerkt gestaag, onder meer dankzij allerlei technologische vernieuwingen. Deze daling is echter afgenomen of zelfs omgekeerd  in de laatste decennia. Enkele landen zien hun werkuren terug stijgen. Een werkweek van 30 uren (in plaats van 38 uren) wordt vaak bepleit, met argumenten die betrekking hebben op het persoonlijke, huishoudelijke, maatschappelijke en economische.


Buitenlandse experimenten

Het debat dat in België gevoerd wordt, is gelijkaardig aan dat in andere landen. In enkele Scandinavische landen hebben verschillende organisaties bijvoorbeeld experimenten met een 30-urenwerkweek op poten gezet.

Het bekendste experiment is dat van een bejaardentehuis in Svartedalen in Zweden. Het verplegend personeel werkte er tussen februari 2015 en december 2016 maar 6 uur per dag werken gedurende vijf werkdagen. Om het verlies in uren op te vangen, werden 15 extra FTE aangenomen. Er werden in dit experiment ook twee controlegroepen gebruikt. De bevindingen van de kortere werkweek waren de volgende:

  • [Persoonlijk] De verminderde werkuren hadden een positieve invloed op de gezondheid van de werknemers
  • [Klant] De kwaliteit van de dienstverlening verbeterde
  • [Maatschappelijk] De vermindering in uren creëerde meer jobs
  • [Economisch] De financiële kosten stegen

Femma vzw

Het hoofdkantoor van Femma vzw bevindt zich in Schaarbeek (Brussel) en stelt 62 vrouwen en één man te werk. De meeste werknemers werken fulltime en zijn hoger opgeleid. In 2016 startte Femma met het opstellen van strategieën voor een betere balans tussen werk en privéleven.

Naast het opstarten van een experiment in België, wil Femma als vrouwenorganisatie aantonen hoe een vermindering van zes werkuren een positieve impact kan hebben op de combinatie tussen werk en gezin. Met dit experiment komt Femma niet enkele tegemoet aan hun eigen doelstelling, maar hopen zij ook het maatschappelijk debat over arbeidsduurvermindering en de positieve gevolgen ervan verder aan te wakkeren. Daarnaast is collectieve arbeidsduurvermindering reeds sinds de jaren ’70 een feministische eis, aangezien dit moet bijdragen aan een gelijkere verdeling van betaald en onbetaald werk tussen vrouwen en mannen.


Actieonderzoek

In 2019 zal het actieonderzoek van start gaan. Femma werknemers stappen dan in een 30-urenwerkweek. Gedurende deze periode van een jaar zullen zij 6 uur per week minder werken, terwijl hun lonen onveranderd blijven.

Neem een kijkje naar de projectposter van Femma

Het doel van dit actieonderzoek is het opbouwen van praktische kennis over hoe een 30-urenwerkweek bijdraagt aan de combinatie werk-gezin. Niet enkel de werknemers, maar ook hun inwonende partners zullen hierbij betrokken worden. Deelnemers moeten tweemaal per jaar telkens twee vragenlijsten en ook twee keer een tijdsregistratie behouden (van telkens één week) via MOTUS.

“MOTUS vat activiteiten die zowel betrekking hebben op het privéleven als op werkaangelegenheden. Op deze manier kunnen we de uitwisseling tussen deze levenssferen bestuderen.”

In 2018 vindt er reeds een vooronderzoek plaats en in 2020 zal er een nameting plaatsvinden. Op deze manier worden er inzichten bekomen over de impact van verschillende werktijden op de balans tussen werk en gezin.


Doel van Femma

Naast een bijdrage aan het maatschappelijke debat, hoopt Femma met deze real-life case inzicht te geven in wat voor kosten en baten er komen kijken bij deze omschakeling. We verwachten waardevolle nieuwe informatie te bekomen m.b.t. absenteïsme, levensstandaarden, de verdeling van huishoudelijk werk en levensvreugde.

Prio-climate

Renovaties in sociale huisvesting

Het verbeteren van EPC-waarden en de luchtkwaliteit binnenshuis staat bovenaan de lijst met prioriteiten die de EU opstelt m.b.t. het renoveren van woningen.

Mediacampagnes en subsidies moeten de eigenaars van private woningen er van overtuigen om in deze zaken te investeren. Gezamenlijke actie moet leiden tot een volledig gerenoveerd gebouwenbestand tegen 2050.

Het is echter ook zo dat een aanzienlijke groep mensen niet de eigenaar zijn van het huis waar ze in wonen. Deze woningen worden daarom minder vaak gerenoveerd, wat maakt dat de bewoners de financiële (wegens lagere EPC-waarden) en gezondheidsgevolgen (t.g.v. slechtere luchtkwaliteits binnenshuis) dragen. Dit gaat zeker op voor families die er niet in slagen om tegemoet te komen aan de huurprijs van een huis of appartement en daarom rekenen op sociale huisvesting. Deze woningen zijn vaak niet aangepast aan hedendaagse energie- en levensstandaarden.


Foyer Anderlechtois

Een goed voorbeeld in België is de sociale huisvestingmaatschappij Anderlechtse Haard, die veel huizen met een suboptimale levensstandaard in hun gebouwenbestand heeft. Zij beheren ongeveer 3.700 appartementen en huizen in Anderlecht, waarvan zo’n 500 huizen zich in de ‘Bon Air’ wijk bevinden.


Actieplan

Anderlechtse Haard wil 86 huizen in de ‘Bon Air’ wijk renoveren tussen 2018 en 2020, waarbij de nadruk moet liggen op modernisatie, isolatie en ventilatie. Vanwege budgettaire beperkingen dienen er echter keuzes te moeten worden gemaakt, waardoor investeringen voor betere ventilatie veelal op het achterplan verdwijnen (bijvoorbeeld omdat isolatie prioriteit krijgt). Nochtans is goede ventilatie een voorwaarde voor een goede luchtkwaliteit binnenshuis en bijgevolg een gezond leven.

Goede ventilatie wordt sneller bereikt wanneer een type D hybride ventilatiesysteem wordt geïmplenteerd, waarbij ramen automatisch worden geopend en gesloten op basis van informatie die verzameld wordt door sensoren in de woning. Er kan ook geopteerd worden voor een type C ventilatiesysteem met permanente ventilatiegaten.


Leeflab

In dit project worden meerdere huizen voorzien van verschillende ventilatiesystemen (die variëren in gebruiksvriendelijkheid en kostprijs). Dit brengt ons tot drie onderzoeksvragen:

  • Welke invloed hebben andere aspecten van een renovatie op de noodzaak voor goede ventilatie en de doeltreffendheid van verschillende systemen?
  • Hoe maken bewoners gebruik van het ventilatiesysteem in een realistische omgeving?
  • Hoe tevreden zijn de bewoners met de verschillende ventilatiesystemen?

“Zowel het dagelijkse gebruik, als de beoordeling, van het ventilatiesysteem door de bewoners zijn essentieel om te komen tot een geïnformeerde keuze voor een bepaald ventilatiesysteem. MOTUS kan ons inzicht verschaffen in beide.”


Naar een toepassing op grotere schaal

Ongeveer 30 huishoudens zullen gedurende één jaar worden gevolgd. Tijdens deze periode dienen de bewoners hun gedrag te registeren en (contextafhankelijke) vragen te beantwoorden over de luchtkwaliteit (bijvoorbeeld ’s nachts) en over hun interacties met de technische apparten in het huis (het openen of sluiten van ramen, het aan- of uitzetten van het ventilatiesysteem, etc.). Tegelijkertijd gebeuren er ook technische metingen die informatie verzamelen, onder meer over de temperatuur, CO2 niveaus, stofdeeltjes, etc.

Beide datastromen moeten tot een uitgebalanceerd renovatieconcept leiden dat een goede ventilatie verzekert en ook betaalbaar, herhaalbaar en aanvaardbaar (voor de bewoners van de sociale woning) is.

Nieuws diversiteit

Diversiteit en informatieve media

Mediadiversiteit neemt een belangrijke plaats in binnen een sterke democratie. Binnen dit project worden 3 dimensies van mediadiversiteit in kaart gebracht: (1) diversiteit in aanbod, (2) diversiteit in actoren, en (3) diversiteit in visies en standpunten.


Nieuwsdiversiteit in gevaar

Op dit moment overheerst het gevoel dat de diversiteit van nieuws onder druk staat. Om dit gevaar te benaderen vertrekt het project vanuit 3 aannames:

  • Er is momenteel een grotere diversiteit dan voorheen, mede ondersteunt door de toevoer van media via het internet.
  • Niet voor alle thema’s geldt er een toename in diversiteit. Voor meer politieke en sociaal gevoelige onderwerpen neemt de diversiteit van het aanbod af.
  • Het gebruik van media is meer en meer gesegmenteerd, wat als gevolg kan hebben dat op het individuele niveau de diversiteit juist zou kunnen gaan dalen.

Diversiteit van gebruik

Recente studies hebben een inzicht gegeven in hoe (en welke) platformen een rol spelen in de consumptie van media. Gegevens over wat mensen consumeren is eerder beperkt en niet coherent. Nochtans wordt het weergeven van de link tussen de gebruikerssegmenten (geslacht, leeftijd, opleiding, afkomst, beroep, …) en nieuwsinhoud steeds belangrijker.


Het nieuwsgebruik in beeld brengen is niet evident

De vooruitgang in mobiele toepassingen maakt dat gebruikers via verschillende toestellen media en nieuws kunnen consumeren. Hierdoor kunnen ze meerdere bronnen consulteren en toegang krijgen tot nieuwe informatie. Terwijl legt ook de situationele context om het nieuws te consumeren minder beperkingen op. Dit maakt het lastig om nieuwsgebruik in kaart te brengen. Een holistische aanpak die de media en het nieuws als onderdeel van ons dagelijks leven benadert, lijkt daarom aangewezen.

“MOTUS heeft de capaciteiten om op hetzelfde moment het repertoire van de gebruiker als ook de sociaal-ruimtelijke context van het nieuwsgebruik te vatten.”


Hoe?

Voor dit project zal hbits:

  1. Het mogelijk maken om de patronen van nieuwsgebruik in beeld te brengen voor 600 respondenten tussen 25 en 45 jaar oud, en dit voor 7 opeenvolgende dagen.
  2. Bijkomende opdrachten zullen aan de respondent via notificaties en de MOTUS-app worden aangeboden, bv. om een overzicht te geven van sociale mediapagina’s, meer inzicht te geven over de bron en de inhoud van de mediaboodschap, … maar we zullen ook peilen naar de houding tegenover diversiteit.
  3. Informatie aanreiken voor een focusgroep.

Bewoner-huis interactie voor en na renovatie

Ons huis: 5 kenmerken

Meer dan 90% van onze tijd spenderen we binnenskamers, een groot deel daarvan in onze eigen woning. Studies tonen aan dat de technische staat van de woning de fysieke en mentale gezondheid van haar bewoners beïnvloedt.

Veelal krijgt een gezond huis 5 kenmerken:

  • goede slaapconditie
  • comfortabele binnenhuistemperatuur
  • verse lucht
  • voldoende daglicht
  • een goede luchtvochtigheid

Renovatie: nodig maar niet eenvoudig

Renovatie van huizen is voor Europa een belangrijk speerpunt in energie-efficiëntie. Naar schatting zullen 9 op 10 woningen van vandaag ook in 2050 nog bewoond zijn. Ongeveer 3/4de van deze huizen is echter niet energie-efficiënt en scoort een onvoldoende op minstens 1 van de bovenstaande 5 kenmerken. Dikwijls zelfs op meerdere punten tegelijkertijd. Niettemin aarzelen veel huiseigenaars om deze renovatie te ondernemen, omwille van een gebrek aan kennis en aan budget.

Betaalbare renovatie in sociale huisvesting

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat meer huizen gerenoveerd worden? Vroeg VELUX zich af ging ermee aan de slag in Anderlecht (België), in de arbeiderswijk Goede lucht.  Het project pakte een huis aan met een bouwjaar uit de jaren 70. De nood aan structurele renovatie is er hoog. De meeste bewoners zijn huurders via de Sociale Huisvestingsmaatschappij ‘Anderlechtse Haard’, dat de gebouwen bezit.

VELUX stippelde in deze context een betaalbaar renovatieconcept uit, waarbij automatische sturing een sleutelrol speelt: RenovActive.

Van prototype naar stereotype

Een deel van de betaalbaarheid van dit renovatieproject zit in de repliceerbaarheid van de renovatieprincipes. Zo kon de eerste gerenoveerde woning een blauwdruk worden voor 86 gelijkaardige renovatieprojecten in de buurt. RenovActive evolueert dus van prototype naar stereotype: miljoenen huizen van sociale huisvestingsmaatschappijen in Europa kunnen deze renovatieprincipes benutten.

Ok! maar wat verandert er nu écht voor de bewoner?

Elke architect en producent argumenteert vanuit het potentieel van zijn realisatie/product. Het zou dus wel eens kunnen dat het effect van de renovatie op de manier waarop bewoners hun huis effectief gebruiken verschilt van de initiële theoretische inschatting.

Een gebruikersanalyse van de bewoners geeft ons inzicht in de vraag: ’hoe hebben verschillende renovatie-aspecten een invloed op de bewoner-huis interactie’.


Mix van methoden

Onderliggend aan de algemene onderzoeksvraag willen we kennis verzamelen over de 4 dimensies van de bewoners-huis interactie:

  • Algemeen welzijn
  • Tevredenheid met het huis
  • Gezondheidsperceptie
  • Gedragspatronen

Voor dit project zet hbits in op een combinatie van verschillende methoden van dataverzameling. Er wordt gebruik gemaakt van (online) vragenlijsten, individuele gesprekken en groepsgesprekken en van de MOTUS-app om het gebruikersgedrag in kaart te brengen.

De bewoners gebruiken de MOTUS-app om hun gedragingen te registreren en contextvragen te beantwoorden. De gedragingen gaan enerzijds over het gebruik/toepassing van technische renovaties (bv. centrale verluchting, centrale verwarming, openen van een raam/deur) en anderzijds over dagelijkse bezigheden (arbeid, huishoudelijk werk, vrije tijd, slapen, …) thuis/elders, alleen of met anderen.

De MOTUS-app zal ook gebruikt worden als intermediate om technische indicatoren (zoals warmteverbruik) aan de bewoners te communiceren en hierover extra vragen te stellen. We koppelen dus de technische input met de sociologische input.


Vergelijking voor en na

Alle gezinsleden van deelnemende gezinnen krijgen de vraag om gedurende verschillende perioden doorheen het RenovActive-project deel te nemen aan de screening. De screening start met een t-1 meting in hun oude, niet gerenoveerde huis en dus voordat ze verhuizen naar hun nieuw gerenoveerde woning. Kort na het betrekken van de nieuwe woning volgt er een t0 meting. Vervolgens worden over een periode van 2 jaar nog 7 metingen uitgevoerd om de evoluties in het gedrag en opinies te vatten. Hiermee vlakken we ook seizoensvariaties uit.

De studie startte in 2016 en eindigt in 2018/19.