Oplossing Tag: Tijdsmeting

Expertenopdracht SOGETI

Achtergrond

In 2017 gaf EUROSTAT consultancybureau SOGETI de opdracht een overzicht te maken van de verschillende tools geschikt voor dataverzameling van tijds- en consumptiepatronen. Deze opdracht betrof ook bronnen die partiële informatie bevatten (bv. administratieve bronnen, Apps, sensoren, wearables, …) en gekoppeld kunnen worden met andere databanken.


Het project

Dit project behelst vier fasen:

  • Een bevraging bij de lidstaten en andere internationale instituten over hun expertise in het vatten van tijd en bestedingen via een online tool;
  • Een overzicht van (administratieve) databanken, apps, sensoren, wearables, etc., die informatie bevatten over tijds- en consumptiepatronen;
  • Een inventarisatie en beschrijving van de tools via de CSPA-richtlijnen; en
  • Het voorstellen van prototypen.

Het consortium

Het project wordt geleid door Hubertus Cloodt (EUROSTAT), Maria Miceli (SOGETI) en Eniel Ninka (SOGETI). De academische partners zijn Uku Varblane en Siim Espenberg van de Universiteit van Tartu (Estland) en Joeri Minnen van de Vrije Universiteit Brussel en hbits.

“Joeri Minnen (VUB-TOR, hbits) treedt op als expert rond tools en technieken voor tijdsregistratie.”

Het project loopt tot eind 2019.

Impact van een 30-uren werkweek op de levenskwaliteit

Opnieuw oplevende debatten

Het debat over arbeidsduurvermindering komt opnieuw op. Onderzoekers, vakbonden en zelfs politieke partijen zien meer en meer de voordelen in zo’n vermindering van werkuren. In de loop van de 20ste eeuw daalt het aantal uren dat er werd gewerkt gestaag, onder meer dankzij allerlei technologische vernieuwingen. Deze daling is echter afgenomen of zelfs omgekeerd  in de laatste decennia. Enkele landen zien hun werkuren terug stijgen. Een werkweek van 30 uren (in plaats van 38 uren) wordt vaak bepleit, met argumenten die betrekking hebben op het persoonlijke, huishoudelijke, maatschappelijke en economische.


Buitenlandse experimenten

Het debat dat in België gevoerd wordt, is gelijkaardig aan dat in andere landen. In enkele Scandinavische landen hebben verschillende organisaties bijvoorbeeld experimenten met een 30-urenwerkweek op poten gezet.

Het bekendste experiment is dat van een bejaardentehuis in Svartedalen in Zweden. Het verplegend personeel werkte er tussen februari 2015 en december 2016 maar 6 uur per dag werken gedurende vijf werkdagen. Om het verlies in uren op te vangen, werden 15 extra FTE aangenomen. Er werden in dit experiment ook twee controlegroepen gebruikt. De bevindingen van de kortere werkweek waren de volgende:

  • [Persoonlijk] De verminderde werkuren hadden een positieve invloed op de gezondheid van de werknemers
  • [Klant] De kwaliteit van de dienstverlening verbeterde
  • [Maatschappelijk] De vermindering in uren creëerde meer jobs
  • [Economisch] De financiële kosten stegen

Femma vzw

Het hoofdkantoor van Femma vzw bevindt zich in Schaarbeek (Brussel) en stelt 62 vrouwen en één man te werk. De meeste werknemers werken fulltime en zijn hoger opgeleid. In 2016 startte Femma met het opstellen van strategieën voor een betere balans tussen werk en privéleven.

Naast het opstarten van een experiment in België, wil Femma als vrouwenorganisatie aantonen hoe een vermindering van zes werkuren een positieve impact kan hebben op de combinatie tussen werk en gezin. Met dit experiment komt Femma niet enkele tegemoet aan hun eigen doelstelling, maar hopen zij ook het maatschappelijk debat over arbeidsduurvermindering en de positieve gevolgen ervan verder aan te wakkeren. Daarnaast is collectieve arbeidsduurvermindering reeds sinds de jaren ’70 een feministische eis, aangezien dit moet bijdragen aan een gelijkere verdeling van betaald en onbetaald werk tussen vrouwen en mannen.


Actieonderzoek

In 2019 zal het actieonderzoek van start gaan. Femma werknemers stappen dan in een 30-urenwerkweek. Gedurende deze periode van een jaar zullen zij 6 uur per week minder werken, terwijl hun lonen onveranderd blijven.

Neem een kijkje naar de projectposter van Femma

Het doel van dit actieonderzoek is het opbouwen van praktische kennis over hoe een 30-urenwerkweek bijdraagt aan de combinatie werk-gezin. Niet enkel de werknemers, maar ook hun inwonende partners zullen hierbij betrokken worden. Deelnemers moeten tweemaal per jaar telkens twee vragenlijsten en ook twee keer een tijdsregistratie behouden (van telkens één week) via MOTUS.

“MOTUS vat activiteiten die zowel betrekking hebben op het privéleven als op werkaangelegenheden. Op deze manier kunnen we de uitwisseling tussen deze levenssferen bestuderen.”

In 2018 vindt er reeds een vooronderzoek plaats en in 2020 zal er een nameting plaatsvinden. Op deze manier worden er inzichten bekomen over de impact van verschillende werktijden op de balans tussen werk en gezin.


Doel van Femma

Naast een bijdrage aan het maatschappelijke debat, hoopt Femma met deze real-life case inzicht te geven in wat voor kosten en baten er komen kijken bij deze omschakeling. We verwachten waardevolle nieuwe informatie te bekomen m.b.t. absenteïsme, levensstandaarden, de verdeling van huishoudelijk werk en levensvreugde.

Het eerste grootschalige online tijdsbestedingsonderzoek

Een vooraanstaande methode achterhaald?

Na de eerste toepassingen in Amerika, het Verenigd Koninkrijk en de Sovjet-Unie in de jaren 10 en 20 van de vorige eeuw krijgt de dagboekmethode de steun van UNESCO in de jaren 60. Dat geeft de methode meteen een internationaal karakter.

Bij de dagboekmethode houden respondenten via een gestandaardiseerd 10-minutendagboek al hun handelingen bij. Niet enkel wat ze doen, ook de plaats en met wie ze de activiteit verrichten wordt zo geregistreerd.

Het resultaat is een genuanceerde kijk op de gedragspatronen van mensen en gezinnen binnen verschillende levensdomeinen. Sindsdien is dagboekonderzoek een vooraanstaande methode voor de VN om onbetaald werk in ontwikkelingslanden zichtbaar te maken en voor het Bureau of Labor Statistics en EUROSTAT om de culturele verschillen en trends tussen landen/staten in kaart te brengen. De context rondom het gedrag maakt deze verschillen begrijpelijk.

Die contextuele omkadering is tegelijk de sterkte en de zwakte van dagboekonderzoek. Het is een gedetailleerde bevraging, maar de dataverzameling is arbeidsintensief en dus prijzig. Het gevolg is dat deze data slechts met grote tussenpozen verzameld worden. Bovendien gebeurt het dan dikwijls enkel op populatieniveau.


Een online én modulaire strategie als oplossing

Data online verzamelen is een voor de hand liggende oplossing voor kostenreductie. Een modulaire strategie is echter nodig om tot een betrouwbare en valide onderzoeksmethode uit te groeien. Hiervoor werd de MOTUS-software ontwikkeld.

Het MOTUS-softwareplatform maakt het onderzoekstechnisch mogelijk om:

– de onderzoeksmethoden te definiëren;

  • online vragenlijsten ontwikkelen
  • online tijdsregistraties samenstellen (activiteitenlijst, lengte tijdsintervallen, aantal referentiedagen, …)
  • contextvragen toewijzen aan activiteiten en hierdoor specifiek diepgang te bieden aan bepaalde activiteiten

– een onderzoeksflow samen te stellen die een vragenlijst of een tijdsregistratie in een bepaalde volgorde aanbiedt;

– geregistreerde data via algoritmen en waarschuwing te evalueren en de eventuele fouten door de respondenten zelf te laten corrigeren;

– het onderzoek via een webbrowser (computer, laptop) of via een applicatie (smartphone, tablet) uit te voeren.

Op administratief gebied zijn er volgende mogelijkheden:

– respondenten automatisch toewijzen aan onderzoeken, respondenten (gerandomiseerd) spreiden over de bevragingsperiode, startdagen toewijzen, …

– respondenten in real time monitoren en opvolgen doorheen hun onderzoek via notificaties op het scherm en/of via geautomatiseerde e-mails en/of tekstberichten

– input van respondenten onmiddellijk opslaan, wat de informatie in vervolgvragen bruikbaar maakt.

– veldwerk opvolgen via een dashboard.

– een longitudinaal onderzoeksopzet opvolgen en een gedragspanel benutten.

– onderzoeken aanbieden in verschillende talen.

Zo slaagt MOTUS erin om aan een zeer lage kost contextrijke gedragsinformatie te verzamelen. Bovendien op maat van elke onderzoeksvraag en binnen elke doelgroep.

MOTUS verzamelt contextrijke gedragsinformatie aan een zeer lage kost.


MOTUS als een betrouwbaar en valide onderzoeksplatform

Sneller en goedkoper inzichten verwerven in de gedragspatronen van mensen en doelgroepen was het uitgangspunt. Niet enkel door de traditionele dagboekmethode te vertalen naar een online methode maar ook door de methode te versterken met een modulaire aanpak.

Het eerste bewijs leverde MOTUS-softwareplatform tijdens de dataverzameling bij 3.260 Vlamingen.

Elke respondent:

  • vulde een socio-demografische voorvragenlijst in
  • hield gedurende 7 opeenvolgende dagen zijn tijdsbesteding bij, en
  • vulde ter afronding een navragenlijst in.

De dataverzameling vond plaats tussen januari en december 2013. Op hetzelfde moment voerde de AD Statistiek van de FOD Economie ook een dagboekonderzoek uit via de traditionele papier-en-pen methode, conform de EUROSTAT-richtlijnen en dat voor één weekdag en één weekenddag.

Een vergelijkende studie toont aan dat MOTUS de algemene gedragspatronen minstens op een even valide manier vat, maar tegelijk wel beter de verplaatsingen en het mediagebruik vat. Door de online dataverzameling slaagt MOTUS er bovendien in om meer context rondom het gedrag te verzamelen. Sneller, en tegen een veel lagere kost.

Bewoner-huis interactie voor en na renovatie

Ons huis: 5 kenmerken

Meer dan 90% van onze tijd spenderen we binnenskamers, een groot deel daarvan in onze eigen woning. Studies tonen aan dat de technische staat van de woning de fysieke en mentale gezondheid van haar bewoners beïnvloedt.

Veelal krijgt een gezond huis 5 kenmerken:

  • goede slaapconditie
  • comfortabele binnenhuistemperatuur
  • verse lucht
  • voldoende daglicht
  • een goede luchtvochtigheid

Renovatie: nodig maar niet eenvoudig

Renovatie van huizen is voor Europa een belangrijk speerpunt in energie-efficiëntie. Naar schatting zullen 9 op 10 woningen van vandaag ook in 2050 nog bewoond zijn. Ongeveer 3/4de van deze huizen is echter niet energie-efficiënt en scoort een onvoldoende op minstens 1 van de bovenstaande 5 kenmerken. Dikwijls zelfs op meerdere punten tegelijkertijd. Niettemin aarzelen veel huiseigenaars om deze renovatie te ondernemen, omwille van een gebrek aan kennis en aan budget.

Betaalbare renovatie in sociale huisvesting

Hoe kunnen we ervoor zorgen dat meer huizen gerenoveerd worden? Vroeg VELUX zich af ging ermee aan de slag in Anderlecht (België), in de arbeiderswijk Goede lucht.  Het project pakte een huis aan met een bouwjaar uit de jaren 70. De nood aan structurele renovatie is er hoog. De meeste bewoners zijn huurders via de Sociale Huisvestingsmaatschappij ‘Anderlechtse Haard’, dat de gebouwen bezit.

VELUX stippelde in deze context een betaalbaar renovatieconcept uit, waarbij automatische sturing een sleutelrol speelt: RenovActive.

Van prototype naar stereotype

Een deel van de betaalbaarheid van dit renovatieproject zit in de repliceerbaarheid van de renovatieprincipes. Zo kon de eerste gerenoveerde woning een blauwdruk worden voor 86 gelijkaardige renovatieprojecten in de buurt. RenovActive evolueert dus van prototype naar stereotype: miljoenen huizen van sociale huisvestingsmaatschappijen in Europa kunnen deze renovatieprincipes benutten.

Ok! maar wat verandert er nu écht voor de bewoner?

Elke architect en producent argumenteert vanuit het potentieel van zijn realisatie/product. Het zou dus wel eens kunnen dat het effect van de renovatie op de manier waarop bewoners hun huis effectief gebruiken verschilt van de initiële theoretische inschatting.

Een gebruikersanalyse van de bewoners geeft ons inzicht in de vraag: ’hoe hebben verschillende renovatie-aspecten een invloed op de bewoner-huis interactie’.


Mix van methoden

Onderliggend aan de algemene onderzoeksvraag willen we kennis verzamelen over de 4 dimensies van de bewoners-huis interactie:

  • Algemeen welzijn
  • Tevredenheid met het huis
  • Gezondheidsperceptie
  • Gedragspatronen

Voor dit project zet hbits in op een combinatie van verschillende methoden van dataverzameling. Er wordt gebruik gemaakt van (online) vragenlijsten, individuele gesprekken en groepsgesprekken en van de MOTUS-app om het gebruikersgedrag in kaart te brengen.

De bewoners gebruiken de MOTUS-app om hun gedragingen te registreren en contextvragen te beantwoorden. De gedragingen gaan enerzijds over het gebruik/toepassing van technische renovaties (bv. centrale verluchting, centrale verwarming, openen van een raam/deur) en anderzijds over dagelijkse bezigheden (arbeid, huishoudelijk werk, vrije tijd, slapen, …) thuis/elders, alleen of met anderen.

De MOTUS-app zal ook gebruikt worden als intermediate om technische indicatoren (zoals warmteverbruik) aan de bewoners te communiceren en hierover extra vragen te stellen. We koppelen dus de technische input met de sociologische input.


Vergelijking voor en na

Alle gezinsleden van deelnemende gezinnen krijgen de vraag om gedurende verschillende perioden doorheen het RenovActive-project deel te nemen aan de screening. De screening start met een t-1 meting in hun oude, niet gerenoveerde huis en dus voordat ze verhuizen naar hun nieuw gerenoveerde woning. Kort na het betrekken van de nieuwe woning volgt er een t0 meting. Vervolgens worden over een periode van 2 jaar nog 7 metingen uitgevoerd om de evoluties in het gedrag en opinies te vatten. Hiermee vlakken we ook seizoensvariaties uit.

De studie startte in 2016 en eindigt in 2018/19.

Studietijd: wie studeert wat, hoeveel, wanneer en waarom?

Een betere toekomstige organisatie van de studieprogramma’s

Een studieprogramma is een combinatie van de inhoud van vakken met het aantal toegekende studiepunten per vak. Een opleidingsjaar bestaat ui gemiddeld 60 studiepunten, of omgerekend 1.800 studie-uren. Ofwel de arbeidsuren van een voltijdse werknemer.

Hoe hoger het aantal studiepunten van een vak, hoe meer tijd een student er zou moeten in investeren. Er is echter een groot verschil tussen de begrote studietijd en de feitelijke studietijd. De vraag is dus of de huidige inschatting per studierichting ook een realistische inschatting is. Een accurate tijdsinschatting kan bijdragen tot een betere organisatie van de studieprogramma’s.

Maar voor een student is een correcte inschatting moeilijk. Er zijn immers lessen, blokweken en examenweken. Er is ook nog verplichte aanwezigheid, groepswerk en zelfstudie.


Een veranderende omgeving door het flexibiliseringsdecreet

Een éénduidig traject voor een grote groep van studenten is niet meer aan de orde omwille van een aantal factoren:

  • studenten kunnen hun eigen studeertraject vormgeven en dus vakken volgen binnen verschillende faculteiten en disciplines;
  • nieuwe doelgroepen kunnen instromen via deeltijdse trajecten, schakelprograms’s, voorbereidingstrajecten voor studenten met een zwakke vooropleiding voor een bepaald vak;
  • studenten met een bijzondere achtergrond (internationaal, werkstudenten, …) kunnen zelfgekozen vakken volgen.

Een retrospectieve kalenderregistratie

Een flexibele omgeving vergt een flexibel onderzoeksopzet dat inzichten schept in de vragen wie hoeveel, op welke momenten, voor welke vakken studeert of lessen volgt.

Om hier een antwoord op te vinden kregen studenten:

  • een vragenlijst die het studietraject van de student in beeld brengt en informeert over de studeerbaarheid en studiebelemmerende factoren;
  • de vraag om hun studietijd van de voorbije week (7 dagen) via een studiekalender te registreren en dit per vak van hun studietraject;
  • bijkomende contextvragen, afhankelijk van het vak en de activiteit (les, studie, examen, …);
  • een afsluitende vragenlijst die meer inzichten geeft in de registratieweek, betreffende studiedruk en planning voor de toekomst.

Een flexibel studieprogramma vergt een flexibel onderzoeksopzet voor inzicht in wie hoeveel, op welke momenten, voor welke vakken studeert of lessen volgt.

Het onderzoek vroeg de studenten via het MOTUS-softwareplatform zowel in het eerste als in het tweede semester deel te nemen aan het onderzoek. Dit gebeurde zowel tijdens een lesweek als tijdens een blok- en examenweek. De inleidende vragenlijst werd niet meer voorgelegd na de eerste bevraging.


Een meerwaarde voor universiteit, student én docent

De resultaten situeren zich op verschillende niveaus:

  • de universiteit en het departement Onderwijsbeleid slagen erin om de studielast en dus studiepunten per vak beter in te schatten en mogelijke problemen op te sporen;
  • de studenten krijgen een individueel overzicht van hun studietijd die als zinvolle basis kan dienen bij studietrajectbegeleiding;
  • de docenten krijgen waardevolle informatie over hoe hun studenten hun vak evalueren en hoe/wanneer studenten voor hun vak tijd investeren.

Deze studietijdmeting wordt jaarlijks vernieuwd om evoluties op te sporen en het beleid aan te passen.

 

Burn-out op de loer: op zoek naar echte oorzaken en remedies met effect

De veronderstelling: gebrek aan tijd

In een jaarlijkse bevraging geven personeelsleden van het departement Onderwijs en Vorming aan dat arbeid en gezin steeds moeilijker te combineren zijn, en dat leidt tot burn-outs. De voornaamste reden is, althans volgens de respondenten, een gebrek aan tijd.

Maar wat is precies de bron van dit gevoel aan tijdsgebrek? Zijn het de arbeidstaken of het gezinsleven zelf? Of speelt er een andere component, een subjectieve ervaring die je niet meteen kan vatten in patronen in arbeidstijd en andere activiteiten?


De onderzoeksmethode: van tijdsbesteding naar tijdsbeleving

Voor dit onderzoek ontwierp Hbits onder andere een tijdsregistratie met het MOTUS-softwareplatform. De eerste stap was het oplijsten van 80 werktaken, die al de arbeidstaken van het personeel vastlegde.

Het onderzoeksontwerp bevatte ook de registratie van privé-activiteiten.  Zo kwam de combinatie met het gezinsleven in hetvizier. Daarnaast peilden we bij elke activiteit naar tijdsbeleving. Om de resultaten te kaderen, vulden de respondenten ook nog een vragenlijst in vóór en na de registratie.

Alle 281 personeelsleden namen deel aan de studie. Dat betekent dat verschillende functieprofielen, aanstellingsniveaus en diensten erin vertegenwoordigd zijn. Concreet kregen de personeelsleden de vraag om tijdens een volledige week (7 dagen) hun werktijd en persoonlijke tijd te registreren in een online dagboekje.


Het resultaat: oorzaken liggen dieper

De samengestelde tijdsmetingmethode bracht een aantal verrassende resultaten aan het licht:

  1. De lengte van de arbeidsweek en de organisatie van arbeid kunnen niet de verklaring van het gevoel van tijdsgebrek zijn, want de werktijd:
  • bedraagt gemiddeld 34u/week en dat is even lang als die van de modale werkende Vlaming
  • ligt meestal gewoon tussen 9 en 5
  1. Tijdsverlies komt door inefficiënte arbeidsprocessen: e-mails, vergaderingen en transport
  • Meer dan 8% van alle werkgerelateerde activiteiten hebben te maken met e-mails verwerken en schrijven. Vrijwel continu is 10-15% van de personeelsleden aan het e-mailen, met een piek van 25% aan het begin van de
  • Overlegtijd vormt eerder een hindernis dan een faciliterende factor om efficiënter samen te werken, wegens de lange, meestal interne. In de voormiddag is vanaf 10u minstens 25% van het personeel in vergadering. In de namiddag schommelt dit rond 20%. Meer dan 1 op 3 vindt die vergaderingen voor zijn persoon/werk (deels) zinloos.
  • De transporttijd van gemiddeld bijna 2 uur per werknemer per dag is een grote bron van frustratie. Dit terwijl de medewerkers de arbeidstaken ook thuis goed tot zeer goed uitvoeren.

Meer dan 1 op 3 vindt de vergaderingen voor zijn persoon/werk (deels) zinloos.

  1. Tijdsbeleving tijdens het werk en combinatie met het gezin moet beter.

Vrouwelijke medewerkers rapporteren een zeer hoge tijdsdruk. Dat heeft te maken met zorg voor kinderen en huishouden. Ook een beperkte tijdssoevereiniteit speelt mee. Mannen hebben dezelfde werkomstandigheden maar lijken minder gezinsverantwoordelijkheden te dragen. Dat brengt hun tijdsbeleving veel meer in balans.

  • Werktaken met veel autonomie leveren een voldoende tot hoge voldoening op
  • Routineuze, eerder instrumentele taken scoren ‘slechts’ voldoende

De oplossing: een co-creatieve aanpak en extern gerichte communicatie

Het personeelsbeleid moet, samen met het personeel, een verbetertraject uitstippelen om het gevoel van autonomie te verhogen. De grootste hinderpalen voor een positieve tijdsbeleving zijn e-mailverkeer en vergadercultuur. Een gefaseerd implementatieplan moet focussen op het wegnemen van die hinderpalen. Ook een verplaatsingsaudit lijkt zinvol, waarbij thuiswerken een deel van de oplossing kan zijn.

Daarnaast zal het beleid ook de externe communicatie onder de loep moeten nemen. Het centrale onderwerp: de werklast (arbeid en gezin) van de werkende vrouw binnen het Departement Onderwijs & Vorming. Enkel als partners ook de taken buiten de werkcontext herverdelen, zal de burn-out onder personeelsleden in de kiem gesmoord kunnen worden.